Alpenroosje „Cutie Pie“
Inhoudsopgave:
Hoe wordt het alpenroosje correct geplant?
Haal de plant uit de transportverpakking en dompel de plant (als de kluit droog lijkt). Voor het planten moet de zwarte plastic pot om de plant verwijderd worden.
Het alpenroosje staat het liefst op een warme en zonnige of halfschaduwrijke standplaats in een humusrijke en goed doorlatende grond. Vul het plantgat voor de helft met compost of potgrond voor rozen. Na het planten wordt de grond goed gegoten. Om een mooi tapijt van kleine alpenroosjes te krijgen, kunt u 3 plantjes per meter of 5 per vierkante meter planten.
Hoe wordt het alpenroosje verzorgd?
Het alpenroosje is nogal eenvoudig wat de verzorging betreft. Vooral gedurende de eerste weken heeft het roosje voldoende water nodig. Het alpenroosje heeft verder een geringe tot matige behoefte aan water. Te veel water kan leiden tot wortelrot, terwijl te weinig water de groei en bloei kan belemmeren. Het is belangrijk om regelmatig de vochtigheid van de grond te controleren. Tijdens de zomerperiode, wanneer de temperaturen hoger zijn, kan het nodig zijn om vaker water te geven, hoewel het roosje ook droge periodes zonder schade kan weerstaan.
Om een betere en voortdurende bloei te krijgen is het raadzaam om de uitgebloeide bloemen te verwijderen. Snoeien is niet nodig, slechts zwakke delen of te lange takken, kunnen in de winter of het begin van de lente worden afgeknipt om de compacte vorm te behouden. In het begin van het groeiseizoen kan éénmalig een beetje meststof voor rozen worden toegevoegd.
Hoe wordt het alpenroosje gebruikt?
Het alpenroosje kan zowel in de volle grond als in potten op het terras of balkon worden gekweekt. Het is een compacte soort die niet veel hoger wordt dan 10-20 cm. In de zomer groeit het struikje vooral in de breedte en kan zo van juli tot september voor een prachtig bloeiend tapijt zorgen. Bijen, hommels en vlinders bezoeken de kleurrijke roosjes graag. In potten op het terras en balkon zorgt het roosje voor veel kleur en sfeer.
Verdere informatie
Het geslacht Rosa omvat ca. 270 rassen half groenblijvende of bladverliezende struiken en klimplanten. Naar dit geslacht is de familie van het rozengeslacht (Rosaceae) genoemd, waartoe talrijke vaste planten en heesters behoren. Rozen zijn op het gehele noordelijk halfrond van Azië, naar Europa tot Noord-Amerika verspreid. Ook in onze breedtegraden zijn er inheemse rozen, zoals bv. de hondsroos (Rosa Canina), de Franse of apothekersroos (Rosa gallica) of de egelantier (Rosa rubiginosa). Uit de oudheid is bekend dat rozen vroeger voor het vervaardigen van parfum werden gebruikt. Grieken, Romeinen en Perzen kenden de geneeskracht van rozen. De Chinezen, de Germanen en de Kelten kenden de rozenstruiken. In de middeleeuwen kwamen nieuwe rassen door de kruistochten naar Midden-Europa en vestigden zich steeds meer in kloosters en tuinen.
De Rosa ‘Cutie Pie’ is één van de nieuwste aanwinsten. Een laag bolvormig struikje, versierd met kleine bladeren en bovenin zacht wit-roze bloemblaadjes met een subtiel roze randje aan de buitenkant. De goed winterharde struik (tot – 25°C) heeft geen doorns en is niet groenblijvend, maar elke lente verschijnen er al snel weer frisse, nieuwe bladeren en knoppen.